Auteur: Jan-willem Nijkamp Datum: 21-09-2021

De Fed put stelt beleggers gerust

Chinese onrust

Een Chinees vastgoedconcern dat dreigt te bezwijken onder zijn enorme schuldenlast was voldoende om de markten te laten daveren op hun grondvesten. Althans, voor even. De S&P 500-index zakte even tot vijf procent onder zijn hoogste stand van het jaar. De zorgen van beleggers zijn niet volledig ten onrechte. Een olievlekwerking van Evergrande naar de rest van de Chinese economie is niet ondenkbaar. Het Chinese bedrijfsleven staat tweemaal zo diep in het rood als Amerikaanse bedrijven. En die staan al niet bekend om hun afkeer van schulden. Toch herpakte de S&P 500-index zich later op de dag alweer. Vandaag volgden de Europese beurzen met een herstel.

Spillover naar de rest van de economie

De naderende ondergang van Evergrande is zeker een reden voor onrust op de markten. De omvang van de uitstaande schulden en vooral het mogelijke spillover effect naar de rest van de Chinese economie zijn redenen om de rally te onderbreken. De groei van de wereldeconomie leunt zwaar op China. De vastgoedsector maakt in dat land zo’n 20 procent uit van het BNP. Vergeet daarbij ook niet de gevolgen voor de kredietverleners en toeleveranciers mocht het concern omvallen.

Tekorten

De markten zijn deze maand toch al onrustig. De koersen zijn dit jaar fors opgelopen. Niet ten onrechte, daar de winstgevendheid van het bedrijfsleven veel harder opliep. Relatief zijn de beurzen zelfs goedkoper geworden. Toenemende bottlenecks in de aanbodketen van de economie kunnen hier echter verandering in brengen. Tekorten aan grondstoffen en halfgeleiders, tekorten aan personeel en uit de pan rijzende kosten voor vrachtvervoer zorgen voor steeds verder oplopende prijzen. Zeker, de consumentenprijzen vielen recent enigszins mee. Ze waren minder hard gestegen dan verwacht. De producentenprijzen lopen echter hard op. In augustus zelfs met 8,3 procent.

Hoge winstverwachtingen

Marktvolgers vragen zich in toenemende mate af of bedrijven wel in staat zijn om deze kosten aan de consument en afnemers door te berekenen. De lonen stijgen weliswaar, maar houden het tempo van de prijzen niet bij. De koopkracht neemt dus af. De huizenmarkt werkt ook al niet mee. De hogere woonlasten laten steeds minder ruimte voor andere uitgaven. Dat alles op een moment dat de verwachtingen voor de winsten over het derde kwartaal niet gering zijn. Volgens onderzoeksbureau Factset verwachten analisten over het huidige derde kwartaal een winstgroei van 27,6 procent. Dat is een behoorlijke drempel om overheen te stappen. 

Tegenvallers niet uitgesloten

Inmiddels laten steeds meer bedrijven doorschemeren helemaal niet zo zeker te zijn of deze verwachtingen wel kunnen worden ingelost. Tegenvallers kunnen niet worden uitgesloten. Voeg daar een naar virus aan toe dat van geen wijken lijkt te weten, politici in Washington die het niet eens kunnen worden over het weer teruggekeerde schuldenplafond, een economie waar de vaart uit lijkt te raken, een toenemende somberheid die hoort bij de tijd van het jaar en een centrale bank die neigt naar het afbouwen van zijn stimuleringsprogramma. Dat alles terwijl beurskoersen tot stratosferische hoogten zijn opgelopen.

Een perfecte cocktail voor een correctie?

Ziedaar, een perfecte cocktail voor een stevige koersval op de beurs. Sinds het begin van deze rally is er geen correctie van meer dan vijf procent geweest. Iedere dip was een koopmoment. BTFD was het gevleugelde motto. De rally werd door de Federal Reserve op gang geschoten en zal waarschijnlijk pas door de centrale bank worden afgevlagd. Dat lijkt de Federal Reserve voorlopig echter nog niet van plan te zijn. De gezondheid van de economie leunt immers meer dan ze wellicht lief is op een goed gestemde beurs. Het ruime monetaire beleid van de Federal Reserve werd ooit de Greenspan Put genoemd. De Federal Reserve zal deze put optie die onder de markt ligt voorlopig nog niet verwijderen.

Maak vrijblijvend een afspraak met een van onze specialisten

 

Auteur: Jan-willem Nijkamp Datum: 13-05-2021

Inflatie maakt beleggers nerveus

Consumenten Prijs Index

Dinsdag waren de beurzen al gedaald vooruitlopend op de inflatiecijfers van een dag later. Er was toch wel enige vrees dat het Bureau of Labor Statistics in de Verenigde Staten een CPI (Consumer Price Index) zou publiceren waar beleggers niet erg vrolijk van konden worden. Het was nog erger. Het mandje van prijzen van goederen en diensten dat gezamenlijk de inflatie meet bleek op jaarbasis met niet minder dan 4,2 procent te zijn gestegen. Dat terwijl er een toename van 3,6 procent was verwacht. Ook op maandbasis liepen de prijzen veel harder op dan ingeschat, met 0,8 procent. Een prijsstijging die we sinds 2008, voordat de kredietcrisis uitbrak, niet meer hadden gezien. Daar de beurzen al hadden geanticipeerd op slechte cijfers duurde het even voor er duidelijk richting werd gekozen door beleggers. Maar uiteindelijk zetten de beurzen de weg naar beneden in. Ook vandaag volgen de markten in Europa die van de Verenigde Staten. Zo staat de AEX inmiddels 6 procent onder zijn hoogste koers van begin deze maand.

Einde aan TINA?

Is deze vrees terecht? Beleggers zijn immers al jaren gewend aan een historisch lage inflatie. Als gevolg daarvan kon ook het rentepeil naar ongekende diepten wegzinken. In ons werelddeel is er zelfs al enkele jaren sprake van een negatieve rente. Het joeg spaarders naar de beurs onder het motto dat er geen alternatief was voor een belegging in aandelen (TINA). De aanwassende stroom van geld naar de beurs stuwde de koersen verder op en dat trok op zijn beurt weer nieuwe beleggers aan. Niets heeft zo’n aantrekkingskracht als voortdurende koerswinsten. Beleggers werden daarbij geholpen door de centrale banken die met regelmaat lieten weten voorlopig niet van plan te zijn de rente weer te gaan verhogen. Zelfs een enigszins oplopende inflatie zou ze niet van mening doen veranderen. Maar 4,2 procent?

Basiseffecten

Hoe houdbaar is dan het ruime monetaire beleid nog? Veel beleggers nemen het zekere voor het onzekere en gingen over tot verkoop van hun aandelen. Maar reageren ze niet te snel? De snelle toename van de prijzen kan toch moeilijk als een verrassing zijn gekomen. De pandemie zorgde een jaar geleden voor een enorme prijsdaling van allerlei diensten waar plots weinig behoefte meer aan was. Zo zakte de CPI in april vorig jaar diep weg. Met dit lage niveau als vergelijkingsbasis is het dan ook niet zo vreemd dat een jaar later – in een zich snel herstellende economie – de prijzen hard oplopen. Economen spreken in zo’n geval van basiseffecten. Voor de duidelijkheid, het algemene prijspeil is nog steeds lager dan dat van voor de uitbraak van het virus. Het is het tempo van de groei, niet het absolute prijspeil, dat momenteel zorgen baart.

Markt voor tweedehands auto’s explodeert

Opvallend is verder dat er geen sprake is van een prijsstijging over de gehele linie. Zo blijkt uit een nadere analyse dat de forse toename van de prijzen toe te schrijven is aan diensten die slechts voor 13 procent uitmaken van de consumentenbestedingen. Zo liepen vooral de prijzen van gebruikte auto’s en trucks, hotelovernachtingen, restaurants, vliegtrickets, autoverzekeringen, kaartjes voor evenementen en musea en autoverhuur sterk op. Juist die prijzen waren in de pandemie het hardst gedaald en lopen nu het meest op. In de pandemie hadden autoverhuurbedrijven een gedeelte van hun vloot in de verkoop gedaan en nu dienden ze hun voorraad als de wiedeweerga weer aan te vullen. Daar nieuwe auto’s sowieso moeilijk verkrijgbaar zijn (vanwege het chiptekort) explodeert de markt voor tweedehands auto’s.

Irrational exuberance

Maar wat zegt deze prijsstijging over de brede economie? De centrale banken hebben steeds gesteld dat de inflatie slechts van tijdelijke aard zal zijn. Op zeker moment zullen vraag en aanbod elkaar weer vinden en normaliseren de markten weer. Bedenk ook dat de switch van diensten naar goederen tijdens de pandemie weer vice versa zal zijn zodra de meeste mensen gevaccineerd zijn. Met andere woorden, waar de prijzen van allerlei diensten weer op zullen lopen, kunnen juist de prijzen voor goederen en grondstoffen (die nu hard stijgen) weer zakken. Ondanks alle onrust staat het algemeen prijsniveau nog steeds onder het niveau van de lange termijntrend waar bijvoorbeeld de Federal Reserve de prijzen zou willen hebben. Bedenk dat de kerninflatie momenteel 3,0 procent is. Dat lijkt veel, maar is exact het niveau waar ze bijvoorbeeld in 1996 ook stond. Hoewel de toenmalige gouverneur van de Fed Alan Greenspan toen waarschuwde voor irrational exuberance zouden de beurzen nog vier jaar verder stijgen.