Auteur: Krist Plaizier Datum: 18-06-2021

De lage rente doet banken steeds meer pijn

Particulieren met een aardig spaarcentje, zeg 100.000 euro, hebben over een kleine twee weken een probleem. Vanaf 1 juli wijzigen de spaartarieven bij onze Nederlandse grootbanken en moet de spaarder gaan betalen voor zijn spaarbezit. Het is een gevolg van de al jaren lage rente in zijn algemeenheid en de boete van 0,5 procent die banken moeten betalen over de door hun gestalde creditgelden bij de ECB in het bijzonder. Deze maatregel is ingesteld door de centrale bankiers in Frankfurt om banken te bewegen om meer geld uit te lenen. Maar hier komen ze maar mondjesmaat aan toe vanwege onder meer de toegenomen regelgeving. En dus is er veel overtollig geld bij banken en zitten ze niet te wachten op uw spaarcentjes.

Vanaf 1 juli moet u over een spaarsaldo vanaf 100.000 euro bij Rabobank en ING Bank 0,5 procent rente gaan betalen. Bij ABNAMRO is de grens vanaf 1 juli 150.000 euro. De bank waar Fintessa mee samenwerkt, InsingerGilissen, heeft gemeend per 1 juli de negatieve creditrente over het cashsaldo van onze cliënten te moeten verhogen van 0,35 naar 0,45 procent. Maar het kan nog drastischer. Gisteren maakte ING bekend zijn Franse retailbank met ongeveer 1 miljoen klanten in de etalage te zetten omdat de spaarklanten van deze bank geld kosten in plaats van dat er aan ze verdiend kan worden.  ING nam al eerder om dezelfde reden ook afscheid van hun consumentenbank in Oostenrijk en Tsjechië. En bij de andere grootbanken is het niet anders. Rabobank wil afscheid nemen van zijn Belgische en Duitse spaarders en online sparen bij Moneyou, een dochter van ABNAMRO, is al sinds de zomer van 2020 niet meer mogelijk. Aegon Bank ziet eveneens geen heil meer in spaarklanten. Op hun site geven ze aan per 1 september volledig te stoppen met spaarproducten en moeten de ongeveer 90.000 spaarrekeningen elders naartoe. Wel kunt u bij een dochter van Aegon, KNAB, nog terecht voor een spaarrekening. Verder verwijzen ze de spaarder naar alternatieven als sparen voor het pensioen (denkt u dan u dan ook even aan VRY van Fintessa PensioenBeleggen?), aflossen op uw hypotheek of gewoon beleggen. Dat spaarders ‘gedwongen’ worden te beleggen om toch nog enig rendement te maken en niet in te teren op hun vermogen, is natuurlijk ook een belangrijke pijler onder het mooie beursklimaat van dit moment. Wist u overigens dat u als particulier met een saldo van 100.000 euro van harte welkom bent bij Fintessa Vermogensbeheer?

Analisten positief over ASML

Vanochtend maakte de Amerikaanse zakenbank Morgan Stanley bekend positief te zijn over de toekomst van chipmachinefabrikant ASML. Daarom blijft hun advies ‘Overwogen’ en verhoogden ze het koersdoel van 590 naar 680 euro. ASML sloot gisteren op 589,70 euro. Volgens de analisten van Morgan Stanley kan hier dus nog zo’n 15 procent bovenop. Aangezien ASML vrijwel monopolist is met hun chipmachines kunnen ze de verkoopprijzen redelijk eenvoudig verhogen en bezitten ze dus ‘pricing power’. Daarnaast is er veel vraag naar de producten van ASML. Ten eerste omdat bestaande klanten als Intel, TSMC en Samsung zich voorgenomen hebben om flink te gaan investeren. Maar daarnaast willen Europa en de Verenigde Staten ook minder afhankelijk worden van de productiefaciliteiten in Azië en maken ze grote subsidiepotten aan voor diegenen die een chipfabriek wil gaan beginnen in Europa of in de Verenigde Staten. De regering Biden heeft bovendien het Congres gevraagd om 50 miljard dollar vrij te maken om het huidige chiptekort op te lossen

Ook andere analisten zijn positief over ASML. Volgens Bloomberg geven van de 41 analisten die het aandeel volgen maar liefst 28 een koopadvies. Het gemiddelde 12-maands koersdoel van deze analisten ligt op 598 euro. Daarmee lijkt ASML nu fair geprijsd. Toch is ASML met een huidige koers/winstverhouding van nog geen 40 in 2022 best aantrekkelijk. Wij blijven de aandelen voor onze cliënten dan ook stevig vasthouden.

Maak vrijblijvend een afspraak met een van onze specialisten

 

Auteur: Jan-willem Nijkamp Datum: 13-05-2021

Inflatie maakt beleggers nerveus

Consumenten Prijs Index

Dinsdag waren de beurzen al gedaald vooruitlopend op de inflatiecijfers van een dag later. Er was toch wel enige vrees dat het Bureau of Labor Statistics in de Verenigde Staten een CPI (Consumer Price Index) zou publiceren waar beleggers niet erg vrolijk van konden worden. Het was nog erger. Het mandje van prijzen van goederen en diensten dat gezamenlijk de inflatie meet bleek op jaarbasis met niet minder dan 4,2 procent te zijn gestegen. Dat terwijl er een toename van 3,6 procent was verwacht. Ook op maandbasis liepen de prijzen veel harder op dan ingeschat, met 0,8 procent. Een prijsstijging die we sinds 2008, voordat de kredietcrisis uitbrak, niet meer hadden gezien. Daar de beurzen al hadden geanticipeerd op slechte cijfers duurde het even voor er duidelijk richting werd gekozen door beleggers. Maar uiteindelijk zetten de beurzen de weg naar beneden in. Ook vandaag volgen de markten in Europa die van de Verenigde Staten. Zo staat de AEX inmiddels 6 procent onder zijn hoogste koers van begin deze maand.

Einde aan TINA?

Is deze vrees terecht? Beleggers zijn immers al jaren gewend aan een historisch lage inflatie. Als gevolg daarvan kon ook het rentepeil naar ongekende diepten wegzinken. In ons werelddeel is er zelfs al enkele jaren sprake van een negatieve rente. Het joeg spaarders naar de beurs onder het motto dat er geen alternatief was voor een belegging in aandelen (TINA). De aanwassende stroom van geld naar de beurs stuwde de koersen verder op en dat trok op zijn beurt weer nieuwe beleggers aan. Niets heeft zo’n aantrekkingskracht als voortdurende koerswinsten. Beleggers werden daarbij geholpen door de centrale banken die met regelmaat lieten weten voorlopig niet van plan te zijn de rente weer te gaan verhogen. Zelfs een enigszins oplopende inflatie zou ze niet van mening doen veranderen. Maar 4,2 procent?

Basiseffecten

Hoe houdbaar is dan het ruime monetaire beleid nog? Veel beleggers nemen het zekere voor het onzekere en gingen over tot verkoop van hun aandelen. Maar reageren ze niet te snel? De snelle toename van de prijzen kan toch moeilijk als een verrassing zijn gekomen. De pandemie zorgde een jaar geleden voor een enorme prijsdaling van allerlei diensten waar plots weinig behoefte meer aan was. Zo zakte de CPI in april vorig jaar diep weg. Met dit lage niveau als vergelijkingsbasis is het dan ook niet zo vreemd dat een jaar later – in een zich snel herstellende economie – de prijzen hard oplopen. Economen spreken in zo’n geval van basiseffecten. Voor de duidelijkheid, het algemene prijspeil is nog steeds lager dan dat van voor de uitbraak van het virus. Het is het tempo van de groei, niet het absolute prijspeil, dat momenteel zorgen baart.

Markt voor tweedehands auto’s explodeert

Opvallend is verder dat er geen sprake is van een prijsstijging over de gehele linie. Zo blijkt uit een nadere analyse dat de forse toename van de prijzen toe te schrijven is aan diensten die slechts voor 13 procent uitmaken van de consumentenbestedingen. Zo liepen vooral de prijzen van gebruikte auto’s en trucks, hotelovernachtingen, restaurants, vliegtrickets, autoverzekeringen, kaartjes voor evenementen en musea en autoverhuur sterk op. Juist die prijzen waren in de pandemie het hardst gedaald en lopen nu het meest op. In de pandemie hadden autoverhuurbedrijven een gedeelte van hun vloot in de verkoop gedaan en nu dienden ze hun voorraad als de wiedeweerga weer aan te vullen. Daar nieuwe auto’s sowieso moeilijk verkrijgbaar zijn (vanwege het chiptekort) explodeert de markt voor tweedehands auto’s.

Irrational exuberance

Maar wat zegt deze prijsstijging over de brede economie? De centrale banken hebben steeds gesteld dat de inflatie slechts van tijdelijke aard zal zijn. Op zeker moment zullen vraag en aanbod elkaar weer vinden en normaliseren de markten weer. Bedenk ook dat de switch van diensten naar goederen tijdens de pandemie weer vice versa zal zijn zodra de meeste mensen gevaccineerd zijn. Met andere woorden, waar de prijzen van allerlei diensten weer op zullen lopen, kunnen juist de prijzen voor goederen en grondstoffen (die nu hard stijgen) weer zakken. Ondanks alle onrust staat het algemeen prijsniveau nog steeds onder het niveau van de lange termijntrend waar bijvoorbeeld de Federal Reserve de prijzen zou willen hebben. Bedenk dat de kerninflatie momenteel 3,0 procent is. Dat lijkt veel, maar is exact het niveau waar ze bijvoorbeeld in 1996 ook stond. Hoewel de toenmalige gouverneur van de Fed Alan Greenspan toen waarschuwde voor irrational exuberance zouden de beurzen nog vier jaar verder stijgen.