Auteur: Jan-willem Nijkamp Datum: 20-07-2021

De rente daalt door

 

Een rode dag

Gisteren kleurden de koersschermen rood. Het was weer zo’n dag dat Mr. Market er geen enkele zin in had. Een patroon dat we de afgelopen weken vaker hebben gezien. Meestal blijft het bij één nukkige dag om vervolgens de weg naar boven toch weer in te slaan. Net als vorige keren daalden de aandelen van banken, verzekeraars, oliebedrijven, vastgoed en industriële fondsen het hardst. De technologiefondsen bleven redelijk liggen of stegen zelfs een beetje. De 10-jaars rente zakte, en niet zo’n beetje ook. Gisteren met maar liefst 12 basispunten op één enkele dag.

Het broeit onder de oppervlakte

Bewegingen die beleggers toch te denken zouden moeten geven. Waar de beurzen gestaag blijven stijgen met af en toe een mindere dag ertussendoor, broeit het onder die glimmende oppervlakte. Prachtig natuurlijk, al die All Time Highs. Maar ondertussen is de bankenindex in de Verenigde Staten reeds 14 procent gezakt sinds de top van begin juni. De Dow Jones Transportation Index zit ook midden in een correctie. De economisch gevoelige transportbedrijven zijn de afgelopen twee maanden 11 procent kwijtgeraakt. De Russell 2000 – vol met cyclische aandelen – bevindt zich eveneens in een correctiemodus.

Een rentecrash

Maar het meest in het oog lopend is toch de rente op de 10-jaars Treasuries. De rente op de Amerikaanse staatsleningen stond begin mei nog op 1,76 procent, maar daalde gisteren onder de 1,20 procent. Dat is een daling van maar liefst een derde. Dat is geen correctie meer maar een stevige bearmarket. Het meest opvallend is de beweging van de reële rente. De voor inflatie gecorrigeerde rente op 10-jaars staatsleningen staat ver onder nul en bevindt zich daarmee nog onder het niveau van de zomer van vorig jaar. Trump was toen nog president en er was nog geen vaccin tegen corona. Met andere woorden, terwijl het inflatiespook de markten vrees aanjaagt, staat de voor inflatie gecorrigeerde rente in de Verenigde Staten lager dan vorig jaar.

Een groots economisch herstel?

Economisch gevoelige aandelen in een correctie en de rente op een All Time Low, zijn dat voorbodes van een groots economisch herstel? Wat willen de markten hiermee zeggen? De bedrijven rapporteren deze weken hun resultaten over het tweede kwartaal. Er wordt een enorme winstsprong verwacht. Het wordt wellicht het beste kwartaal ooit. De rente en de beurzen kijken echter verder. Natuurlijk, de economie in de Verenigde Staten groeit sterk en de winsten knallen uit de champagneflessen, maar wat volgt erna? Hoe groot is de kans dat het in het volgende kwartaal nog beter wordt? De vergelijkingsbasis – het derde kwartaal van 2020 – wordt immers een stuk beter.

Niet meer, maar anders

Zakenbank Morgan Stanley stelde gisteren reeds dat het tempo van het economisch herstel in de Verenigde Staten onhoudbaar zal blijken te zijn. De zakenbank adviseert zijn klanten een meer defensieve strategie. De consument gaat op reis, uit eten en naar een concert nu het weer kan. Dat is waar, maar uitgaven aan duurzame goederen en het huis doe je normaal gesproken maar één keer. Die blijf je niet doen. Het is niet zozeer dat de consument meer gaat besteden. De consument gaat zijn geld anders besteden.

Mr. Bond regeert, Mr. Stock volgt

Beleggers zouden vooral de obligatiemarkt goed in de gaten moeten houden. Mr. Bond weet meestal meer dan Mr. Stock. De forse rentedaling de afgelopen twee maanden komt waarschijnlijk niet zomaar uit de lucht vallen. De rentecurve wordt daarmee met de dag vlakker. Het gaat te ver om een recessie aan te kondigen, maar vaak is een beetje minder meer op de beurs al voldoende voor een stevige draai. Onder de oppervlakte lijkt de beurs daar al enige tijd mee bezig.

Maak vrijblijvend een afspraak met een van onze specialisten

 

Auteur: Jan-willem Nijkamp Datum: 13-05-2021

Inflatie maakt beleggers nerveus

Consumenten Prijs Index

Dinsdag waren de beurzen al gedaald vooruitlopend op de inflatiecijfers van een dag later. Er was toch wel enige vrees dat het Bureau of Labor Statistics in de Verenigde Staten een CPI (Consumer Price Index) zou publiceren waar beleggers niet erg vrolijk van konden worden. Het was nog erger. Het mandje van prijzen van goederen en diensten dat gezamenlijk de inflatie meet bleek op jaarbasis met niet minder dan 4,2 procent te zijn gestegen. Dat terwijl er een toename van 3,6 procent was verwacht. Ook op maandbasis liepen de prijzen veel harder op dan ingeschat, met 0,8 procent. Een prijsstijging die we sinds 2008, voordat de kredietcrisis uitbrak, niet meer hadden gezien. Daar de beurzen al hadden geanticipeerd op slechte cijfers duurde het even voor er duidelijk richting werd gekozen door beleggers. Maar uiteindelijk zetten de beurzen de weg naar beneden in. Ook vandaag volgen de markten in Europa die van de Verenigde Staten. Zo staat de AEX inmiddels 6 procent onder zijn hoogste koers van begin deze maand.

Einde aan TINA?

Is deze vrees terecht? Beleggers zijn immers al jaren gewend aan een historisch lage inflatie. Als gevolg daarvan kon ook het rentepeil naar ongekende diepten wegzinken. In ons werelddeel is er zelfs al enkele jaren sprake van een negatieve rente. Het joeg spaarders naar de beurs onder het motto dat er geen alternatief was voor een belegging in aandelen (TINA). De aanwassende stroom van geld naar de beurs stuwde de koersen verder op en dat trok op zijn beurt weer nieuwe beleggers aan. Niets heeft zo’n aantrekkingskracht als voortdurende koerswinsten. Beleggers werden daarbij geholpen door de centrale banken die met regelmaat lieten weten voorlopig niet van plan te zijn de rente weer te gaan verhogen. Zelfs een enigszins oplopende inflatie zou ze niet van mening doen veranderen. Maar 4,2 procent?

Basiseffecten

Hoe houdbaar is dan het ruime monetaire beleid nog? Veel beleggers nemen het zekere voor het onzekere en gingen over tot verkoop van hun aandelen. Maar reageren ze niet te snel? De snelle toename van de prijzen kan toch moeilijk als een verrassing zijn gekomen. De pandemie zorgde een jaar geleden voor een enorme prijsdaling van allerlei diensten waar plots weinig behoefte meer aan was. Zo zakte de CPI in april vorig jaar diep weg. Met dit lage niveau als vergelijkingsbasis is het dan ook niet zo vreemd dat een jaar later – in een zich snel herstellende economie – de prijzen hard oplopen. Economen spreken in zo’n geval van basiseffecten. Voor de duidelijkheid, het algemene prijspeil is nog steeds lager dan dat van voor de uitbraak van het virus. Het is het tempo van de groei, niet het absolute prijspeil, dat momenteel zorgen baart.

Markt voor tweedehands auto’s explodeert

Opvallend is verder dat er geen sprake is van een prijsstijging over de gehele linie. Zo blijkt uit een nadere analyse dat de forse toename van de prijzen toe te schrijven is aan diensten die slechts voor 13 procent uitmaken van de consumentenbestedingen. Zo liepen vooral de prijzen van gebruikte auto’s en trucks, hotelovernachtingen, restaurants, vliegtrickets, autoverzekeringen, kaartjes voor evenementen en musea en autoverhuur sterk op. Juist die prijzen waren in de pandemie het hardst gedaald en lopen nu het meest op. In de pandemie hadden autoverhuurbedrijven een gedeelte van hun vloot in de verkoop gedaan en nu dienden ze hun voorraad als de wiedeweerga weer aan te vullen. Daar nieuwe auto’s sowieso moeilijk verkrijgbaar zijn (vanwege het chiptekort) explodeert de markt voor tweedehands auto’s.

Irrational exuberance

Maar wat zegt deze prijsstijging over de brede economie? De centrale banken hebben steeds gesteld dat de inflatie slechts van tijdelijke aard zal zijn. Op zeker moment zullen vraag en aanbod elkaar weer vinden en normaliseren de markten weer. Bedenk ook dat de switch van diensten naar goederen tijdens de pandemie weer vice versa zal zijn zodra de meeste mensen gevaccineerd zijn. Met andere woorden, waar de prijzen van allerlei diensten weer op zullen lopen, kunnen juist de prijzen voor goederen en grondstoffen (die nu hard stijgen) weer zakken. Ondanks alle onrust staat het algemeen prijsniveau nog steeds onder het niveau van de lange termijntrend waar bijvoorbeeld de Federal Reserve de prijzen zou willen hebben. Bedenk dat de kerninflatie momenteel 3,0 procent is. Dat lijkt veel, maar is exact het niveau waar ze bijvoorbeeld in 1996 ook stond. Hoewel de toenmalige gouverneur van de Fed Alan Greenspan toen waarschuwde voor irrational exuberance zouden de beurzen nog vier jaar verder stijgen.