Auteur: Martine Hafkamp Datum: 23-08-2021
Het sentiment is nog steeds prima, al zijn er soms zorgen over de Deltavariant, zowel in Azië alsook in de Verenigde Staten. Er zijn vooral zorgen over landen waar de vaccinatiegraad niet zo hoog is en de mogelijke gevolgen daarvan voor de wereldeconomie. Dat is wat vooral de markt bepaalt.
Vorige week piekte de AEX nog op 778 punten. Sindsdien leek er sprake te zijn van een kleine correctie, al draaide de markt weer snel. Vandaag flirten we wat betreft de AEX weer met een nieuw hoogste punt ooit. Het cijferseizoen is nagenoeg voorbij. Dat was indrukwekkend goed deze keer. Maar valt dit nog te overtreffen? Naast de opmars van de Deltavariant speelt er immers ook nog de voortdurende vrees voor de inflatie. Is deze tijdelijk of toch meer structureel van aard?
Daar komen ook nog macrocijfers uit de Verenigde Staten en China bij die de indruk wekken dat de economische groei over zijn hoogtepunt heen is. In China begon de vaart er het eerst uit te lopen. Eén van de redenen van de verstoringen in de productie- en toeleveringsketen zijn de lockdown maatregelen in Azië en vooral in China. Goldman Sachs verwacht dat de economie in het lopende derde kwartaal in China terugvalt naar een groei van slechts 2,3 procent.
Na de afvlakking van de Chinese economie volgde de Amerikaanse. Europa loopt wat dat betreft iets achter. Maar het kan wel duiden op een afnemende groei van de wereldeconomie. De industriële productie loopt vertraging op als gevolg van tekorten aan onderdelen, grondstoffen en chips. De Chinese draai richting ‘oude’ communistische politiek belooft eveneens weinig goeds voor de beurs aldaar en vervolgens ook niet voor de beurzen wereldwijd. China heeft de afgelopen veertig jaar enorm bijgedragen aan de gedaalde inflatie en lage rente, met de koersstijgingen op de aandelenmarkten tot gevolg. De genoemde draai is wellicht het grootste gevaar voor de beurzen wereldwijd de komende jaren.
Vooral de sterk afgenomen Amerikaanse detailhandelsverkopen en het ingezakte consumentenvertrouwen duiden niet op voortgaande sterke groei. Dat alles wordt met beurzen die volgens velen, en de perceptie is belangrijk, erg hoog staan en dat in een periode van het jaar dat aandelenbeurzen het historisch gezien toch al niet zo goed presteren. U hebt er in ons beursbericht van vorige week maandag meer over kunnen lezen. Wellicht komt er binnenkort na bijna tien maanden stijging een eerste serieuze correctie (tot zo'n 10 procent). Dat zou op zich wel goed zijn voor de beurs. Een steeds maar stijgende markt krijgt altijd wat ongezonde trekjes.
De Nasdaq bijvoorbeeld is sterk afhankelijk van de ontwikkeling van de grote technologiefondsen. Het merendeel daarvan is behoorlijk geprijsd. Maar, bij een afnemende economische groei is de verwachting dat juist de grote technologiefondsen weer gaan outperformen. Zij genereren immers doorlopend groei, ook in mindere economische tijden. Outperformance betekent echter niet per definitie koerswinst, het kan ook minder verlies betekenen.
Mocht de economie in het huidige tempo blijven groeien, wat, zoals hierboven betoogt, niet waarschijnlijk lijkt, maar je weet het niet, dan kun je wellicht het zwaartepunt beter verleggen naar meer cyclische aandelen. Op de lange termijn is een belegging in de Nasdaq echter aan te raden.
Voor het derde kwartaal verwachten analisten voor de S&P 500-bedrijven een winstgroei van 27,6 procent en een omzetgroei van 14,5 procent. Voor de 600 bedrijven uit de STOXX 600 wordt uitgegaan van een winstgroei van 42 procent en een omzetgroei van 12,6 procent. Dat betekent zowel voor de Verenigde Staten als Europa een afnemende groei. Maar dat is niet vreemd gezien het feit dat de vergelijkingsbasis minder gunstig wordt. Het derde kwartaal van vorig jaar was immers al weer wat beter dan het tweede. In het derde kwartaal van vorig jaar werd er, voordat we de derde golf ingingen, versoepeld en trokken de resultaten ook snel aan. Het zal voor bedrijven zo bezien wel moeilijker worden ook over deze lat te springen. Wellicht komt er meer duidelijkheid over de voorraadtekorten in grondstoffen en chips. Hebben we hier het dieptepunt gezien of komt dit juist nog omdat we afgelopen halfjaar konden interen op aanwezige voorraden dan wel de leverancier konden houden aan eerder gemaakte prijsafspraken?
Auteur: Jan-willem Nijkamp Datum: 13-05-2021
Dinsdag waren de beurzen al gedaald vooruitlopend op de inflatiecijfers van een dag later. Er was toch wel enige vrees dat het Bureau of Labor Statistics in de Verenigde Staten een CPI (Consumer Price Index) zou publiceren waar beleggers niet erg vrolijk van konden worden. Het was nog erger. Het mandje van prijzen van goederen en diensten dat gezamenlijk de inflatie meet bleek op jaarbasis met niet minder dan 4,2 procent te zijn gestegen. Dat terwijl er een toename van 3,6 procent was verwacht. Ook op maandbasis liepen de prijzen veel harder op dan ingeschat, met 0,8 procent. Een prijsstijging die we sinds 2008, voordat de kredietcrisis uitbrak, niet meer hadden gezien. Daar de beurzen al hadden geanticipeerd op slechte cijfers duurde het even voor er duidelijk richting werd gekozen door beleggers. Maar uiteindelijk zetten de beurzen de weg naar beneden in. Ook vandaag volgen de markten in Europa die van de Verenigde Staten. Zo staat de AEX inmiddels 6 procent onder zijn hoogste koers van begin deze maand.
Is deze vrees terecht? Beleggers zijn immers al jaren gewend aan een historisch lage inflatie. Als gevolg daarvan kon ook het rentepeil naar ongekende diepten wegzinken. In ons werelddeel is er zelfs al enkele jaren sprake van een negatieve rente. Het joeg spaarders naar de beurs onder het motto dat er geen alternatief was voor een belegging in aandelen (TINA). De aanwassende stroom van geld naar de beurs stuwde de koersen verder op en dat trok op zijn beurt weer nieuwe beleggers aan. Niets heeft zo’n aantrekkingskracht als voortdurende koerswinsten. Beleggers werden daarbij geholpen door de centrale banken die met regelmaat lieten weten voorlopig niet van plan te zijn de rente weer te gaan verhogen. Zelfs een enigszins oplopende inflatie zou ze niet van mening doen veranderen. Maar 4,2 procent?
Hoe houdbaar is dan het ruime monetaire beleid nog? Veel beleggers nemen het zekere voor het onzekere en gingen over tot verkoop van hun aandelen. Maar reageren ze niet te snel? De snelle toename van de prijzen kan toch moeilijk als een verrassing zijn gekomen. De pandemie zorgde een jaar geleden voor een enorme prijsdaling van allerlei diensten waar plots weinig behoefte meer aan was. Zo zakte de CPI in april vorig jaar diep weg. Met dit lage niveau als vergelijkingsbasis is het dan ook niet zo vreemd dat een jaar later – in een zich snel herstellende economie – de prijzen hard oplopen. Economen spreken in zo’n geval van basiseffecten. Voor de duidelijkheid, het algemene prijspeil is nog steeds lager dan dat van voor de uitbraak van het virus. Het is het tempo van de groei, niet het absolute prijspeil, dat momenteel zorgen baart.
Opvallend is verder dat er geen sprake is van een prijsstijging over de gehele linie. Zo blijkt uit een nadere analyse dat de forse toename van de prijzen toe te schrijven is aan diensten die slechts voor 13 procent uitmaken van de consumentenbestedingen. Zo liepen vooral de prijzen van gebruikte auto’s en trucks, hotelovernachtingen, restaurants, vliegtrickets, autoverzekeringen, kaartjes voor evenementen en musea en autoverhuur sterk op. Juist die prijzen waren in de pandemie het hardst gedaald en lopen nu het meest op. In de pandemie hadden autoverhuurbedrijven een gedeelte van hun vloot in de verkoop gedaan en nu dienden ze hun voorraad als de wiedeweerga weer aan te vullen. Daar nieuwe auto’s sowieso moeilijk verkrijgbaar zijn (vanwege het chiptekort) explodeert de markt voor tweedehands auto’s.
Maar wat zegt deze prijsstijging over de brede economie? De centrale banken hebben steeds gesteld dat de inflatie slechts van tijdelijke aard zal zijn. Op zeker moment zullen vraag en aanbod elkaar weer vinden en normaliseren de markten weer. Bedenk ook dat de switch van diensten naar goederen tijdens de pandemie weer vice versa zal zijn zodra de meeste mensen gevaccineerd zijn. Met andere woorden, waar de prijzen van allerlei diensten weer op zullen lopen, kunnen juist de prijzen voor goederen en grondstoffen (die nu hard stijgen) weer zakken. Ondanks alle onrust staat het algemeen prijsniveau nog steeds onder het niveau van de lange termijntrend waar bijvoorbeeld de Federal Reserve de prijzen zou willen hebben. Bedenk dat de kerninflatie momenteel 3,0 procent is. Dat lijkt veel, maar is exact het niveau waar ze bijvoorbeeld in 1996 ook stond. Hoewel de toenmalige gouverneur van de Fed Alan Greenspan toen waarschuwde voor irrational exuberance zouden de beurzen nog vier jaar verder stijgen.