Auteur: Jan-willem Nijkamp Datum: 06-07-2021

Olieprijs naar 100 dollar?

Take my crude, please!

“Take my crude…please!” Nog maar 15 maanden geleden was de vraag naar olie zo ver ingezakt dat handelaren hun overtollige voorraden niet meer kwijt konden. Het stadje Cushing in Oklahoma is in de Verenigde Staten de centrale plaats waar grote hoeveelheden olie worden opgeslagen. Op het dieptepunt van de pandemie was de vraag fors gedaald en spoelde de olie rijkelijk richting de opslagterminals. Die zaten op zeker moment echter tjokvol. Een bizarre situatie die er zelfs even toe leidde dat een afnemer van een vat West Texas Intermediate bij aankoop geld toe kreeg. De olieprijs was als gevolg van de crisis volledig ingestort. Hoe anders is de situatie 15 maanden later. De prijs voor een vat Brent olie is dit jaar reeds met 50 procent opgelopen, naar 77 dollar.

OPEC Plus

De OPEC Plus, een verzameling olieproducerende landen inclusief grootmacht Rusland, greep razendsnel in. De wereldwijde productie van olie werd ingekrompen met 10 miljoen vaten per dag. De komst van een vaccin en de herstellende economieën wereldwijd droegen vervolgens bij aan het herstel van de olieprijs. Niet alleen de OPEC plus was hiervoor verantwoordelijk. De Amerikaanse schalie-industrie kreeg door de pandemie harde klappen. Voor de uitbraak van het virus was de schaliesector op zijn hoogtepunt nog goed voor de productie van 13 miljoen vaten per dag. Dat is inmiddels nog maar 11 miljoen vaten. De oliecrash heeft veel producenten in de Verenigde Staten geen goed gedaan.

Internationaal Energie Agentschap

Overal gaan de samenlevingen weer open. De vraag naar olie neemt weer toe. Het is echter de vraag of de producenten dat straks bij kunnen houden. Niet alleen de pandemie heeft er flink ingehakt, ook staan de grote olieproducenten sterk onder druk van de publieke opinie om afscheid te nemen van hun fossiele brandstoffen. Zelfs het Internationaal Energie Agentschap spoorde de oil majors aan niet langer in nieuwe bronnen te investeren. Anders zullen de gestelde emissiedoelstellingen in 2050 nooit gehaald worden. Volgens energieconsultant Wood McKenzie hebben Exxon, Chevron, Shell, BP, Total en ENI gezamenlijk reeds voor 28 miljard dollar aan belangen verkocht sinds 2018. Men verwacht de komende jaren voor nog eens 30 miljard dollar aan assets te verkopen. De wereld moet immers groener. De investeringen in nieuwe velden lagen overigens al jarenlang onder druk.

Willen we groen worden of alleen maar groen lijken?

Hoewel de grote oliemaatschappijen onder druk dus steeds meer assets van de hand doen is het maar de vraag of de wereld daar veel schoner van gaat worden. De beursgenoteerde oil majors zijn gezamenlijk goed voor slechts 12 procent van de wereldwijde olie- en gasreserves en maar voor 10 procent van de CO2-uitstoot. De staatsoliemaatschappijen zijn veel groter. De gedwongen verkoop van de belangen van de oil majors leidt optisch misschien wel tot een schonere wereld, maar waar verkopers zijn, zijn ook kopers. En dat zijn grotendeels bedrijven die gevestigd zijn in landen waar men niet veel last heeft van activisten en onafhankelijke rechters. Denk aan Saudi Aramco en Adnoc (Abu Dhabi National Oil Company). Maar ook een bedrijf als Gazprom laat zich weinig aan de wensen van groene activisten gelegen liggen.

Olie blijft nodig

De westerse druk op zijn grote oliemaatschappijen leidt dus enerzijds tot een verzwakking van deze ondernemingen, juist nu we hun investeringen in schone energie zo hard nodig hebben. Anderzijds komen de verkochte oliebelangen terecht bij ondernemingen die – vaak niet uit luxe – flink door blijven pompen. Ook in de opkomende economieën wil men immers graag blijven groeien. En daar is energie voor nodig, veel energie. De afnemende investeringen in nieuwe energiebronnen en de herstellende vraag na de pandemie doen de rest. Oliedeskundigen spreken al over een olieprijs van 100 dollar per vat. Natuurlijk, de OPEC plus zal bij een hogere prijs ook meer gaan produceren. Dat zal de prijs in toom houden. Maar niet alle landen hebben de luxe om hun grondgebied vol te bouwen met windmolens en zonnepanelen. De vraag naar olie zal de prijs uiteindelijk verder opstuwen.

Enige nuance is gewenst

De energietransitie zou ook wel eens te snel kunnen gaan. Een groenere wereld is gewenst, maar enige nuance kan geen kwaad. Wereldwijd is nog steeds 80 procent van de energievoorziening afkomstig van fossiele brandstoffen. Dat kan niet één-twee-drie veranderd worden. Al was het maar omdat er vanuit de bevolking steeds meer protesten komen tegen de ruimte opslokkende windmolens en zonnepanelen. Iedereen is voor een schonere wereld. Maar NIMBY (Not In My Backyard) regeert. We zullen naar verwachting nog tot in de lengte der dagen olie en gas nodig blijven hebben. Staan deze fossiele brandstoffen misschien aan de vooravond van een enorme rally? Een vat olie voor 100 dollar? Die 140 dollar uit ons niet zo verre verleden zou ook wel eens kunnen sneuvelen. Juist in een groenere wereld zouden beleggers in fossiele brandstoffen wel eens spekkoper kunnen blijken. Daar doet de onenigheid binnen de OPEC plus niet veel aan af.

Maak vrijblijvend een afspraak met een van onze specialisten

 

Auteur: Jan-willem Nijkamp Datum: 13-05-2021

Inflatie maakt beleggers nerveus

Consumenten Prijs Index

Dinsdag waren de beurzen al gedaald vooruitlopend op de inflatiecijfers van een dag later. Er was toch wel enige vrees dat het Bureau of Labor Statistics in de Verenigde Staten een CPI (Consumer Price Index) zou publiceren waar beleggers niet erg vrolijk van konden worden. Het was nog erger. Het mandje van prijzen van goederen en diensten dat gezamenlijk de inflatie meet bleek op jaarbasis met niet minder dan 4,2 procent te zijn gestegen. Dat terwijl er een toename van 3,6 procent was verwacht. Ook op maandbasis liepen de prijzen veel harder op dan ingeschat, met 0,8 procent. Een prijsstijging die we sinds 2008, voordat de kredietcrisis uitbrak, niet meer hadden gezien. Daar de beurzen al hadden geanticipeerd op slechte cijfers duurde het even voor er duidelijk richting werd gekozen door beleggers. Maar uiteindelijk zetten de beurzen de weg naar beneden in. Ook vandaag volgen de markten in Europa die van de Verenigde Staten. Zo staat de AEX inmiddels 6 procent onder zijn hoogste koers van begin deze maand.

Einde aan TINA?

Is deze vrees terecht? Beleggers zijn immers al jaren gewend aan een historisch lage inflatie. Als gevolg daarvan kon ook het rentepeil naar ongekende diepten wegzinken. In ons werelddeel is er zelfs al enkele jaren sprake van een negatieve rente. Het joeg spaarders naar de beurs onder het motto dat er geen alternatief was voor een belegging in aandelen (TINA). De aanwassende stroom van geld naar de beurs stuwde de koersen verder op en dat trok op zijn beurt weer nieuwe beleggers aan. Niets heeft zo’n aantrekkingskracht als voortdurende koerswinsten. Beleggers werden daarbij geholpen door de centrale banken die met regelmaat lieten weten voorlopig niet van plan te zijn de rente weer te gaan verhogen. Zelfs een enigszins oplopende inflatie zou ze niet van mening doen veranderen. Maar 4,2 procent?

Basiseffecten

Hoe houdbaar is dan het ruime monetaire beleid nog? Veel beleggers nemen het zekere voor het onzekere en gingen over tot verkoop van hun aandelen. Maar reageren ze niet te snel? De snelle toename van de prijzen kan toch moeilijk als een verrassing zijn gekomen. De pandemie zorgde een jaar geleden voor een enorme prijsdaling van allerlei diensten waar plots weinig behoefte meer aan was. Zo zakte de CPI in april vorig jaar diep weg. Met dit lage niveau als vergelijkingsbasis is het dan ook niet zo vreemd dat een jaar later – in een zich snel herstellende economie – de prijzen hard oplopen. Economen spreken in zo’n geval van basiseffecten. Voor de duidelijkheid, het algemene prijspeil is nog steeds lager dan dat van voor de uitbraak van het virus. Het is het tempo van de groei, niet het absolute prijspeil, dat momenteel zorgen baart.

Markt voor tweedehands auto’s explodeert

Opvallend is verder dat er geen sprake is van een prijsstijging over de gehele linie. Zo blijkt uit een nadere analyse dat de forse toename van de prijzen toe te schrijven is aan diensten die slechts voor 13 procent uitmaken van de consumentenbestedingen. Zo liepen vooral de prijzen van gebruikte auto’s en trucks, hotelovernachtingen, restaurants, vliegtrickets, autoverzekeringen, kaartjes voor evenementen en musea en autoverhuur sterk op. Juist die prijzen waren in de pandemie het hardst gedaald en lopen nu het meest op. In de pandemie hadden autoverhuurbedrijven een gedeelte van hun vloot in de verkoop gedaan en nu dienden ze hun voorraad als de wiedeweerga weer aan te vullen. Daar nieuwe auto’s sowieso moeilijk verkrijgbaar zijn (vanwege het chiptekort) explodeert de markt voor tweedehands auto’s.

Irrational exuberance

Maar wat zegt deze prijsstijging over de brede economie? De centrale banken hebben steeds gesteld dat de inflatie slechts van tijdelijke aard zal zijn. Op zeker moment zullen vraag en aanbod elkaar weer vinden en normaliseren de markten weer. Bedenk ook dat de switch van diensten naar goederen tijdens de pandemie weer vice versa zal zijn zodra de meeste mensen gevaccineerd zijn. Met andere woorden, waar de prijzen van allerlei diensten weer op zullen lopen, kunnen juist de prijzen voor goederen en grondstoffen (die nu hard stijgen) weer zakken. Ondanks alle onrust staat het algemeen prijsniveau nog steeds onder het niveau van de lange termijntrend waar bijvoorbeeld de Federal Reserve de prijzen zou willen hebben. Bedenk dat de kerninflatie momenteel 3,0 procent is. Dat lijkt veel, maar is exact het niveau waar ze bijvoorbeeld in 1996 ook stond. Hoewel de toenmalige gouverneur van de Fed Alan Greenspan toen waarschuwde voor irrational exuberance zouden de beurzen nog vier jaar verder stijgen.