
Columns
Olie is (en blijft) onmisbaar
De fors gestegen olieprijs in een paar maanden tijd baart opzien.
Datum: 06-06-2022
Ruim twee maanden geleden zette de AEX-index wellicht de voorlopige bodem neer op een niveau van 652 punten. Hoewel de index sindsdien is aangetrokken staat 's lands belangrijkste beursgraadmeter dit jaar nog steeds in het rood. Tot op heden zijn we dan ook aan een niet zo goed beursjaar bezig.
Desondanks staat de AEX nog altijd boven de piek die vlak voor de uitbraak van het coronavirus werd bereikt in 2020. Maar dat is alleen koerswinst. Inclusief herbelegde dividenden staat de AEX herbeleggingsindex nog hoger.
Zo bezien lijkt het, ondanks alle volatiliteit, zeker de moeite waard te zijn geweest om te beleggen in aandelen die genoteerd staan aan de Nederlandse beurs. Dat geldt ook voor een belegging in wereldwijde aandelen. Zo staat ook de MSCI World-index eveneens ruim hoger dan voor de uitbraak van corona.
Anders wordt het echter wanneer 's werelds belangrijkste aandelenmarkt, de Amerikaanse, eruit wordt gefilterd. Dat maakt namelijk nogal een verschil. Het aandeel van de Verenigde Staten in de wereldindex bedraagt immers zo’n 68%. Exclusief de Verenigde Staten blijkt de MSCI World-index vandaag de dag lager te staan dan voor de uitbraak van het virus. Niet alleen de weging van de Verenigde Staten is heel groot, ook de bijdrage aan het rendement.
Zo staat de belangrijkste Amerikaanse index, de S&P 500, meer dan 20% boven het niveau van voor de uitbraak van het virus. De S&P 500 wordt voornamelijk gedragen door een paar hele grote fondsen waarvan we de namen allemaal wel kennen: Apple, Microsoft, Alphabet, Amazon, Meta Platforms, Tesla, etcetera. Het zijn aandelen die beleggers wel in portefeuille moesten hebben om een mooi rendement te kunnen realiseren.
Vaak wordt beweerd dat Amerikaanse aandelen duur zijn ten opzichte van de rest van de wereld. Dat is waar. Amerikaanse aandelen noteren historisch tegen een premie. Dat wordt door veel analisten, en dan vooral door Europese, vaak als reden aangevoerd om meer in Europa te gaan beleggen.
Maar dat laatste blijkt, zeker gezien het rendementsverschil, een denkfout. Amerikaanse aandelen zijn inderdaad duurder, maar dat is niet zonder reden.
De Amerikaanse financiële markten zijn enorm. Wanneer een bedrijf daar uitgroeit tot een nationale grootheid is het dat ook meteen wereldwijd. Grote ondernemingen gaan na verloop van tijd wel de grens over, maar hebben dan al een enorme omvang bereikt.
Wanneer een Nederlands bedrijf wil uitgroeien tot internationale proporties moet het daarentegen al in een vroeg stadium de grens over.
En dat houdt niet op bij één grens. Er moeten er meer overgestoken worden omdat veel andere markten van de Europese lidstaten ook niet overdreven omvangrijk zijn. Dat is een serieuze drempel.
Daarnaast zijn de Amerikaanse financiële markten de meest liquide ter wereld. Beleggers kunnen er eenvoudig in- en uitstappen.
Zo beschikken ze over een betrouwbaar juridisch stelsel. Als belegger kun je nergens ter wereld zo goed je recht halen mocht er iets fout lopen, en na een faillissement krijg je vaak nog een deel van je investering terug. En last but not least hebben ze de dollar, de valuta waar de wereldeconomie op draait. Alleen die al is een premie waard.
Al deze redenen tezamen maakt dat er door beleggers nog altijd gretig meer wordt neergeteld voor goede aandelen die aan de Amerikaanse beurzen genoteerd staan.
Die premie lijkt dus wel op zijn plaats. Het is echter wel de vraag of een economie die 25% uitmaakt van de wereldeconomie maar liefst 68% van de wereldwijde beurswaarde moet vertegenwoordigen. Maar dat is het gevolg van het feit dat die grote Amerikaanse ondernemingen hun omzet niet alleen in de Verenigde Staten, maar wereldwijd realiseren.
En die dollar hè. De Amerikaanse minister van Financiën zei het al in 1971 tegen zijn Europese collega’s: "De dollar is onze munt maar jullie probleem".