
Columns
Als belegger moet je zitvlees h ...
Er zijn momenteel veel, soms tegenstrijdige, indicatoren die het er voor beleggers niet eenvoudiger op maken...
Datum: 05.09-2022
Voor pensioenfondsen en verzekeraars is het niet meteen een issue. Zij krijgen continu premies binnen die belegd moeten worden. Maar voor particuliere beleggers is het wel een punt. Op een zeker moment heb je een bepaald bedrag te beleggen, maar op welk moment besluit je om een aandelenportefeuille aan te kopen? Velen zullen hiervoor de financiële media of deskundigen gaan raadplegen. Een veel gestelde vraag is dan ook 'moet ik nu instappen?' of 'staat de beurs nu niet te hoog?'
Wanneer beleggers maar genoeg geduld hebben, zullen ze tot de ontdekking komen dat indices gekenmerkt worden door een continu opgaande trend. Natuurlijk, soms moet men wel erg veel geduld hebben. Zo moesten beleggers in de Dow Jones na de beruchte crash van 1929 maar liefst tot 1954 wachten alvorens de index zijn oude stand weer bereikt had.
Het was de grootste koersdaling uit de historie. De koersen zouden in een tijdsbestek van drie jaar een slordige 90 procent van hun waarde kwijtraken. Maar ook toen kwam het uiteindelijk weer goed, zoals tot op heden in de geschiedenis steevast het geval is geweest.
Dat koersen op de lange termijn altijd de neiging hebben om op te lopen heeft diverse oorzaken, zoals inflatie, het feit dat indices voortdurend van samenstelling veranderen en de creativiteit van de mens. Daar zullen we hier niet verder op ingaan. Het onderstreept wel de redelijk afgezaagde uitspraak in de beleggingsindustrie dat je moet beleggen voor de lange termijn.
Het moge een afgedraaide grammofoonplaat zijn, maar waar is de uitspraak wel. Het is een hele prestatie om over een langere periode, zeg bijvoorbeeld tien jaar, verlies te maken met een solide aandelenportefeuille. Dat laatste is dan wel weer een belangrijke voorwaarde, want voor een pakket zeer speculatieve fantasie-aandelen gaat bovenstaande regel niet op.
Maakt het moment van instappen wat uit? Een voorbeeld. Uit de historie van de AEX-index was het jaar 2008 het slechtste jaar ooit. Het was het jaar van het faillissement van Lehman Brothers, de ineenstorting van de Amerikaanse huizenmarkt en de omvallende banken. De AEX zou het jaar 52 procent lager eindigen. Een belegger die na een daling in de herfst van 2007 tegen een relatief gunstige koers in 2008 wilde instappen deed dat bijvoorbeeld in mei, nadat de beurs al weer enig herstel had vertoond, op een AEX van 480 punten. Dat is niet slecht aangezien de index een klein jaar eerder nog 565 punten deed. Een andere belegger vertrouwde de beurs op dat moment nog niet en besloot de ontwikkelingen nog even af te wachten. In augustus van datzelfde jaar stapt deze belegger in op een niveau van 390 punten. De AEX-index stortte vervolgens volledig in, herstelde in de daarop volgende jaren weer en na een correctie dit jaar staat hij op een niveau van rond de 700 punten.
Beide beleggers stapten achteraf gezien op een ongunstig moment, tijdens de kredietcrisis, in. Voor het gemak rekenen we met een periode van 14 jaar tot op heden. De eerste belegger realiseerde in deze periode een koerswinst van 2,75 procent gemiddeld per jaar. De tweede belegger realiseert een koerswinst van 4,25 procent. Dat is toch 1,5 procent per jaar meer, en dat 14 jaar lang! Wanneer beiden met een bedrag van 100.000 euro waren begonnen had de eerste belegger na 14 jaar 146.000 euro en de tweede belegger 179.000 euro gehad.
Dit is echter niet het volledige verhaal. Een belangrijk gedeelte van het rendement bestaat uit dividend. Daarom is het raadplegen van de AEX-herbeleggingsindex zinniger. De eerste belegger realiseert in een periode van 14 jaar nu 6,25 procent gemiddeld per jaar. Dus 3,5 procent gemiddeld per jaar meer! De tweede belegger realiseert nu 7,5 procent gemiddeld per jaar. Dat is in zijn geval 3,25 procent meer. Bedenk dat beiden een verschillend instapmoment hadden.
Zelfs over een periode van 14 jaar maakt een verschillend instapmoment, in dit geval slechts drie maanden, veel uit en wel 1,25 tot 1,5 procent gemiddeld per jaar. In het geval van een investering van 100.000 euro gaat het om een verschil van 45.000 euro. Dat is de moeite waard. Belangrijker is echter de bijdrage van het dividend, mits steeds geherinvesteerd, aan het totale rendement. Bij de eerste belegger maakt het dividend maar liefst 56 procent uit van het totale rendement. Bij de tweede belegger is door het iets gunstiger instapmoment het aandeel van de koerswinst belangrijker. Toch maakt ook bij hem het dividend 43 procent uit van het totaal.
Een verschil van slechts drie maanden kan zelfs over een periode van 14 jaar dus wel degelijk verschil uitmaken. Belangrijker is echter de bijdrage van het geherinvesteerde dividend aan het totale rendement. Ook al stap je als belegger op een ongunstig moment in, en dat deden beiden, dan nog kun je inclusief herbelegde dividenden over een voldoende lange termijn een rendement realiseren dat meer dan de moeite waard is.